De Belgen beukten stevig op tegen het buitenlandse geweld, maar beten hun tanden toch stuk. Met drie nestelden ze zich na heel wat pech toch nog in de top tien. Jelle Camps werd eerste Belg op de zesde plaats en was aan de streep erg gelukkig met zijn prestatie. In zijn spoor ook Vandebosch en Kielich.
De voorbereiding liep niet over rozen voor Toon Vandebosch richting het wereldkampioenschap. Heel de week vechte hij tegen de ziektekiemen. “Daardoor stond ik zeker niet met mijn beste benen aan de start”, stak spraakwaterval Vandebosch van wal. “Toch was ik verrassend goed weg en zat ik maar enkele plaatsen achter Tom Pidcock. Toen reed ik jammer genoeg lek en kon ik pas in de elfde positie terug beginnen aan de wedstrijd.”
Uiteindelijk werd hij nog achtste. “Zonder die lekke band had er ongetwijfeld veel meer ingezeten. Toch ben ik op één manier nog tevreden. Ik stond niet topfit aan de start en dan is dit resultaat zeker zo slecht nog niet. Het wringt toch dat het misschien mijn laatste kans was, maar het is zo en niet anders.”
Ook Timo Kielich was goed weg en lag zelfs lang op podiumkoers. “Ik was inderdaad naar het podium aan het rijden, maar op een moment dat ik het niet verwachtte schoof ik onderuit. Toen zakte de moed in mijn schoenen. Mijn ketting lag eraf, mijn shifter stond scheef en ik had redelijk wat pijn aan mijn zijkant waardoor het eigenlijk voorbij was.” Uiteindelijk werd hij zevende.
Gedaan voor het begonnen was
Yentl Bekaert was dan weer betrokken in de valpartij bij de start. “Ze vielen voor me en ik viel er vol over. Mijn fiets zat vast in de anderen. Tegen dat ik weer kon vertrekken was de wedstrijd over. Ik kon nog aardig opschuiven, maar toen reed ik nog lek en werd ik veertiende.”