VIDEO

Video – Toon Vandebosch nuchter na titel: “Er komen nog belangrijke afspraken”

VIDEO

Video – Toon Vandebosch nuchter na titel: “Er komen nog belangrijke afspraken”

Toon Vandenbosch mag zich vanaf vandaag Belgisch kampioen veldrijden bij de junioren noemen. De renner van IKO Enertherm-Beobank nam in Oostende de maat van Yentl Bekaert en Timo Kielich. “Ik ben zeer tevreden met de titel, maar het seizoen is nog niet gedaan”, aldus Vandenbosch.

Van bij de start nam Toon Vandenbosch de wedstrijd in handen. Hij zette de tegenstand onder druk en maakte er een afvallingskoers van. Op 3 ronden van het einde plaatste hij zijn ultieme versnelling. De tegenstand kwam niet meer terug en Toon Vandenbosch werd Belgisch kampioen.

‘Miljaarde’

“Dit is echt fantastisch”, glundert Vandenbosch. “Ik ben blij dat ik het kon afmaken. De hele wedstrijd reed ik beetje bij beetje weg, maar in de loopzone kwam Arne Vrachten keer op keer terug. Ik dacht miljaarde Vrachten gaat hier toch geen kampioen worden. Ik wist dat het hem veel krachten kostte om telkens het gat toe te lopen. In de derde ronde voelde ik dan ook dat hij à bloc zat. Toen besloot ik om even door te trekken en dat zorgde meteen voor een gat van 20 seconden. Dat was het teken om vol door te gaan. Ik sloeg een groot gat en wist dat het geklonken was.”

De Belgische titel is voor Vandenbosch een droom die eindelijk werkelijkheid wordt. “Ik werd nog nooit Belgisch kampioen, maar mijn broer lukte het wel. Hij stoefte er altijd mee, maar nu kan ik eindelijk terug stoefen.”

Vandenbosch is zeer tevreden met zijn titel, maar de volgende uitdaging staat alweer voor de deur. “Nu komen er twee wereldbekers aan, daar zou ik graag mijn leiderstrui verdedigen. Dan volgt het WK. Ik blijf erbij dat Pidcock te kloppen is. Ook is er nog het klassement van de Superprestige. Daar heb ik nog een doel van gemaakt dus het seizoen is nog lang.” Nu is het eerst en vooral genieten van de Belgische titel en dat doet Toon Vandenbosch met een goed pak Belgische friet.

Video: Julien Gielen – Tekst: Jesse Oyen