Jinse Peeters naar ereplaats op BK op de weg

Jinse Peeters naar ereplaats op BK op de weg

Jinse Peeters, een telg uit het roemrijke geslacht Peeters, reed afgelopen zondag een heel goed Belgisch kampioenschap op de weg. Peeters die het veld met de weg combineert stond onspannen aan de start en dat leeverde haar geen windeieren op.

Peeters bereide haar rustig voor op het kampioenshap, een voorbereiding die ze anders deed dan de voorbije jaren. “Ik deed vooraf we specifieke trainingen voor dit kampioenschap. Aangezien ik het hele veldritseizoen uitgereden heb moest ik midden in mijn wegcampagne rust inbouwen om fris voor de dag te komen.”

Ze probeerde zichzelf geen druk op te leggen en rustig aan de start te verschijnen. “Mijn doel was om het podium te halen. Maar ook om er niet te veel aan te denken en de wedstrijd op zijn beloop te laten.” Het BK is altijd een speciale wedstrijd met onverwachte wendingen. “De omloop was in mijn voordeel. Aankomsten bergop liggen mij zeker goed, dit liet ik de voorbije jaren al zien.”

Proberen om de spurt te ontlopen

Het werd een typisch BK, een gesloten wedstrijd met nu en dan eens een uitschieter. “Er waren zeker een aantal uitvallen, deze werden telkens door het peloton in de kiemgesmoord.” Alles leek op een spurt uit te gaan draaien. “Door mijn goede ploeg kon ik mijn energie tijdens de wedstrijd wat sparen. In de laatste drie kilometer dacht ik boter of vis en ik trok er van onder. Op één kilometer van de aankomst werd ik jammer genoeg weer gegrepen.”

“Even was er paniek in mijn hoofd, zeker toen iedereen begon te drummen. Ik kon me plaatsen en nek aan nek met Shari Bossuyt nog spurten voor de tweede plaats.” Lotte Rotman mocht de driekleur over haar oren trekken, Shari Bossuyt werd derde. “De tweede plaats is voor velen een ondankbare plaats, maar Rotman is de beste junior.” Toch wikt en weegt ze haar laatste aanval. “Natuurlijk weet je nooit wat er gebeurd was als ik de uitval niet gedaan had. Ik had de titel misschien wel kunnen grijpen, maar dat gaan we nooit weten.”

Foto met dank aan Joeri De Coninck